Gisteren was een dag van reizen-reizen-reizen met de auto en met drie vliegtuigen. ’s Morgens verliep alles heel voorspoedig. We hadden ons ontbijt om zeven uur achter de kiezen en we vertrokken mooi op tijd naar Jabalpur – het afscheid
van de familie op de binnenplaats voor het huis was niet al te dramatisch – ik had beloofd mandala’s te zullen maken bij teksten die zij aanleverden en dat maakte het voor mij op een of andere manier minder pijnlijk om weg te gaan. De weg naar
Jabalpur was er in dit moessonseizoen niet beter op geworden en zou nog verslechteren, maar we wisten de grootste gaten te ontwijken. We meenden vanaf de weg het vliegtuig naar Mumbai al te zien, maar dat was een vergissing – wat we zagen was een wrak
dat er al jaren stond; ons vliegtuig(je) (zie foto) moest nog komen en kwam uiteindelijk, ruim een uur overtijd. Dit keer was het droog en zonnig, maar mijn buurman in het vliegtuig, een jongeman van net twintig vermoed ik, was zo zenuwachtig toen we gingen
dalen (je krijgt dan van die plotseling ‘verzakkingen’ in het wolkendek, dat hij moest overgeven, de arme ziel. Daar rekenen ze niet meer op tegenwoordig (vroeger zat er nog een papieren zak in het netje van de stoel vóór je), dus
de knul kreeg alles over zijn kleren, zijn stoel en de vloer, en de stewardess moest tijdens de landing ook blijven zitten, dus het was een machteloze ellende.
In Mumbai kwamen we aan op het vliegveld voor binnenlandse vluchten en moesten naar de International
Airport, zo’n vier kilometer verderop. Dat ging met een taxi. Ik vermoed dat mijn medepassagier opnieuw overgegeven zou hebben: rijden we op een vierbaansweg waar de auto’s in rijen van zes of zeven rijden, besluit mijn taxichauffeur dat
we toch beter om kunnen draaien, dus hij gaat rechts rechts rechts tot we tegen het verkeer in gaan. Toch niet zo handig zeker en dus gingen we weer rechts rechts rechts tot we weer met het verkeer meereden tot aan de volgende kruising. Hadden we een complete
pirouette gedraaid! En de buitenspiegels zaten er allebei nog aan! Onze taxichauffeur in Agra had al gezegd: “Een goede chauffeur heeft drie dingen van node: een goeie claxon, een goeie rem en goed geluk” – de mijne had alle drie. We kwamen
zonder ongelukken aan op de prachtige airport van Mumbai.
Het inchecken duurde al met al drie-en-een-half uur. Ik had namelijk een marmeren tafelblad gekocht dat zeer kunstig was ingepakt in bubbeltjesplastic en veel touw eromheen in een mooie tas die
zo het vliegtuig mee in mocht. Nee dus. Toen ik bij de Security check kwam, werd me verdere toegang ontzegd. Die tas mocht niet mee als handbagage. Die moest “in de buik van het vliegtuig.”
“Maar dat kan niet! Dat pakje zit los in die
tas – dat kan er zo uitvallen”.
“Inderdaad. Achter die pilaar daar staat een plastic-inpak-machine die het voor u in kan pakken.”
Een machine die elke doos of tas of oude koffer als een cocon in doorzichtig plastic wikkelt
voor 300 rupees. Ik had er nog maar 160 (voor een kopje koffiie). Dus werd de machine uitgezet en werd het plastic met de hand om mijn tasje heengewikkeld. Ingewikkeld. Angstig om je heenkijken, want zo mag dat natuurlijk niet, en wel je hand ophouden voor
die buitenlander voor die laatste 160 rupees. De ingewikkelde tas ging het vliegtuig in. Ik opnieuw door de Security check. Nu moest de rugzak open, want daar werden verdachte zaken in aangetroffen: een handig opvouwbaar weegschaaltje om vlees of kaas mee
te wegen (kun je daar ook vijanden mee uitschakelen?) en drie metalen steelpannetjes om pap en groenten mee af te meten (kun je daar misschien een vijand de pan mee inslaan?). Heeft u ook een mes bij zich? Nee, alleen een plastic lepel (tegen de tijd dat ik
daar mijn yoghurt mee ging oplepelen, was die gebarsten. Het was Independence Day - misschien was dat de reden waarom ze zo scherp controleerden – er liepen nogal wat politieagenten en soldaten rond met karabijnen en de controle van paspoorten was ook
nog eens extra zorgvuldig en tijdrovend. Ons vliegtuig moest veertig minuten wachten voordat we konden vertrekken: er stond een file op de startbaan. Al dat gecheck en teruggestuur … ik was waarschijnlijk de enige niet. We gingen via Abu Dabi; dus er
liepen veel mensen in ‘jurken’ of boerka’s. Geen pardon … de metaaldetector (een soort toverstafje) verdween ook onder die gewaden en bij de minste bliep werd je afgevoerd naar een kleedkamertje. Nog een wonder dat ik mijn schoenen
aan mocht houden – ik moest wel de pijpen van mijn broek optrekken tot boven sokhoogte …