 |
 |
|
 |
 |
Mijn 'dagboek' vanaf 19 juli
Ik ben thuis. Dus dit wordt de laatste aflevering van het “India Dagboek”. Het laatste deel van de reis verliep zonder incidenten. Van Mumbai (zie foto) naar Abu Dabi vlogen we in een joekel van een toestel met twee verdiepingen en
tien stoelen van links naar rechts en twee gangpaden: drie-vier-drie en heel veel personeel (450 passagiers) . Van Abu Dabi naar Schiphol vlogen we bescheidener met KLM en met zes stoelen in de breedte: drie-drie, maar met een keur aan films (ik vermoed dat
je kon kiezen uit veertig verschillende, voor elck swat wils). Het was natuurlijk de bedoeling dat je ging slapen (kussen en dekentje worden beschikbaar gesteld), maar ik krijg echt last van mijn nek als ik zittend slaap, dus dat werd niets. Heb ik een heel
erg mooie film zitten bekijken over een pelzenjager zo’n driehonderd jaar geleden die aangevallen wordt door een beer, waarna ze hem voor dood achterlaten in de wildernis, ook nog in Indianengebied. Als hij wonder boven wonder overleeft, gaat hij op
zoek naar de mannen die hem zo achterlieten. Titel? Moet je mij hebben. Weet ik niet. Op Schiphol (niet half zo mooi als Mumbai) een kartonnetje melk gekocht bij AH, zodat ik mijn tarwekiemen kon aanpappen, en in de trein mijn zo verkregen pap, gekookte eieren,
kaas en appeltje opgegeten. Eén knagend gevoel was nog overgebleven: als de accu van de auto nou leeg was? Die auto had 45 dagen op de P+R ruimte gestaan; was dat wel zo wijs? Maar, de auto sloeg onmiddellijk aan en reed als een zonnetje. Over prachtig
gladde wegen en schone straten reed ik naar de winkel om groenten en fruit in te slaan om vervolgens naar huis te rijden. Daar had een goede vriend mijn post regelmatig naar binnen gebracht en op een stapel gelegd – wat mooi allemaal! En
… vroegen mijn collega stadsdichters vanmiddag – heb je inspiratie opgedaan voor nieuwe gedichten? Nou … nee. Ik denk van niet. Maar ik weet het niet zeker. Het moet allemaal nog een beetje landen. En ik moet mijn verwachtingen nog een
beetje bijstellen. Als ik vertrek naar zo’n missie in het buitenland, dan denk ik meteen dat ik ontzettend belangrijk werk moet doen dat blijvende en diepgaande invloed heeft en zo … En zo was het niet in India. Het waren kleine dingetjes, helemaal
niet speciaal, helemaal niet spectaculair. Lesjes draaien, particuliere schrijfles geven, twee keer preken, veel bezoeken afleggen. Eigenlijk was louter mijn aanwezigheid al voldoende. Kun je je voorstellen dat dat een beetje ‘teleurstellend’ was?
Een lesje bescheidenheid en nederigheid. En dan was er het feit dat ik tegen grenzen opliep: twee keer gepreekt en dan is dat blijkbaar zo inspannend naast je schoolwerk dat ik er twee keer diarree aan overhield – ik kan blijkbaar niet alles zonder
ervoor te moeten boeten. Maar was het de moeite waard? Het was heel bijzonder, heel verrijkend, iets wat je aan den lijve moet ondervinden om begrepen te worden – ik hoop dat jullie daar iets van geproefd en geroken hebben, want het is een ervaring
waar alle zintuigen bij betrokken zijn en niet alleen zintuigen, maar ook gevoelens en gedachten. Ik had het voor geen goud willen missen. Gedichten zullen er waarschijnlijk niet van komen, maar ik ga wel gauw aan de gang met een boek van foto’s en dagboekfragmenten
om iets vast te kunnen houden van die zo totaal andere wereld van India waar ik broeders en zusters heb wonen. Ik kon hen niet verstaan en onder dat gemis heb ik geleden, maar ik heb hen wel begrepen en zij mij en die wetenschap maakte me rijk. Dit is wat
ik heb meegemaakt en niemand pakt me dat meer af. Het marmeren tafeltje – zo ambachtelijk, zo knap, een beetje Taj Mahal – bleek bij het uitpakken kats door midden gebroken. Even slikken. Het is maar een ding.
U vindt deze pagina leuk
Gisteren was een dag van reizen-reizen-reizen met de auto en met drie vliegtuigen. ’s Morgens verliep alles heel voorspoedig. We hadden ons ontbijt om zeven uur achter de kiezen en we vertrokken mooi op tijd naar Jabalpur – het afscheid
van de familie op de binnenplaats voor het huis was niet al te dramatisch – ik had beloofd mandala’s te zullen maken bij teksten die zij aanleverden en dat maakte het voor mij op een of andere manier minder pijnlijk om weg te gaan. De weg naar
Jabalpur was er in dit moessonseizoen niet beter op geworden en zou nog verslechteren, maar we wisten de grootste gaten te ontwijken. We meenden vanaf de weg het vliegtuig naar Mumbai al te zien, maar dat was een vergissing – wat we zagen was een wrak
dat er al jaren stond; ons vliegtuig(je) (zie foto) moest nog komen en kwam uiteindelijk, ruim een uur overtijd. Dit keer was het droog en zonnig, maar mijn buurman in het vliegtuig, een jongeman van net twintig vermoed ik, was zo zenuwachtig toen we gingen
dalen (je krijgt dan van die plotseling ‘verzakkingen’ in het wolkendek, dat hij moest overgeven, de arme ziel. Daar rekenen ze niet meer op tegenwoordig (vroeger zat er nog een papieren zak in het netje van de stoel vóór je), dus
de knul kreeg alles over zijn kleren, zijn stoel en de vloer, en de stewardess moest tijdens de landing ook blijven zitten, dus het was een machteloze ellende. In Mumbai kwamen we aan op het vliegveld voor binnenlandse vluchten en moesten naar de International
Airport, zo’n vier kilometer verderop. Dat ging met een taxi. Ik vermoed dat mijn medepassagier opnieuw overgegeven zou hebben: rijden we op een vierbaansweg waar de auto’s in rijen van zes of zeven rijden, besluit mijn taxichauffeur dat
we toch beter om kunnen draaien, dus hij gaat rechts rechts rechts tot we tegen het verkeer in gaan. Toch niet zo handig zeker en dus gingen we weer rechts rechts rechts tot we weer met het verkeer meereden tot aan de volgende kruising. Hadden we een complete
pirouette gedraaid! En de buitenspiegels zaten er allebei nog aan! Onze taxichauffeur in Agra had al gezegd: “Een goede chauffeur heeft drie dingen van node: een goeie claxon, een goeie rem en goed geluk” – de mijne had alle drie. We kwamen
zonder ongelukken aan op de prachtige airport van Mumbai. Het inchecken duurde al met al drie-en-een-half uur. Ik had namelijk een marmeren tafelblad gekocht dat zeer kunstig was ingepakt in bubbeltjesplastic en veel touw eromheen in een mooie tas die
zo het vliegtuig mee in mocht. Nee dus. Toen ik bij de Security check kwam, werd me verdere toegang ontzegd. Die tas mocht niet mee als handbagage. Die moest “in de buik van het vliegtuig.” “Maar dat kan niet! Dat pakje zit los in die
tas – dat kan er zo uitvallen”. “Inderdaad. Achter die pilaar daar staat een plastic-inpak-machine die het voor u in kan pakken.” Een machine die elke doos of tas of oude koffer als een cocon in doorzichtig plastic wikkelt
voor 300 rupees. Ik had er nog maar 160 (voor een kopje koffiie). Dus werd de machine uitgezet en werd het plastic met de hand om mijn tasje heengewikkeld. Ingewikkeld. Angstig om je heenkijken, want zo mag dat natuurlijk niet, en wel je hand ophouden voor
die buitenlander voor die laatste 160 rupees. De ingewikkelde tas ging het vliegtuig in. Ik opnieuw door de Security check. Nu moest de rugzak open, want daar werden verdachte zaken in aangetroffen: een handig opvouwbaar weegschaaltje om vlees of kaas mee
te wegen (kun je daar ook vijanden mee uitschakelen?) en drie metalen steelpannetjes om pap en groenten mee af te meten (kun je daar misschien een vijand de pan mee inslaan?). Heeft u ook een mes bij zich? Nee, alleen een plastic lepel (tegen de tijd dat ik
daar mijn yoghurt mee ging oplepelen, was die gebarsten. Het was Independence Day - misschien was dat de reden waarom ze zo scherp controleerden – er liepen nogal wat politieagenten en soldaten rond met karabijnen en de controle van paspoorten was ook
nog eens extra zorgvuldig en tijdrovend. Ons vliegtuig moest veertig minuten wachten voordat we konden vertrekken: er stond een file op de startbaan. Al dat gecheck en teruggestuur … ik was waarschijnlijk de enige niet. We gingen via Abu Dabi; dus er
liepen veel mensen in ‘jurken’ of boerka’s. Geen pardon … de metaaldetector (een soort toverstafje) verdween ook onder die gewaden en bij de minste bliep werd je afgevoerd naar een kleedkamertje. Nog een wonder dat ik mijn schoenen
aan mocht houden – ik moest wel de pijpen van mijn broek optrekken tot boven sokhoogte …
U vindt deze pagina leuk
Het is vandaag mijn ‘laatste dag’ in Chhapara en het is half twaalf. Morgen gaat om 5:30 uur de wekker, om 6:15 uur gaan we ontbijten en om 7:00 uur stappen we in de auto. Maaltijden voor morgenmiddag en -avond staan in de koelkast en morgenochtend
maak ik nog een ontbijt voor dinsdagmorgen klaar. Als dat goed blijft, is het mooi meegenomen; als het bederft, is er geen man over boord, want ik verwacht dinsdagmorgen om een uur of elf weer terug op ‘t Harde te zijn. Dan moet ik gauw boodschappen
doen voor een lunch en om 2:00 uur in Elburg zijn voor overleg over een expositie/poezie-evenement zaterdag. Ik heb er nog maar even niet over nagedacht wat er allemaal te wachten staat, maar het is niet mis! Vanavond nog weer iets belachelijks meegemaakt.
Mijn gastheer (zie foto) maakt deel uit van een WhatsApp-groep hier in Chhapara. Iedereen die maar enigszins invloed heeft in de gemeenschap, is er lid van, niet alleen businesslui, maar ook ambtenaren, leraren, notabelen – noem maar op. Eens in de drie
maanden hebben ze een ‘social gathering’. Of ik mee ging. Al dat Hindi, al die mensen die met elkaar praten en niet weten waar ze het met jou over zullen hebben of de Engelse taal niet machtig zijn … laat ik maar thuis blijven. “Vicky
gaat ook mee. Die kan je weer thuisbrengen met de auto als je het na een kwartier voor gezien wil houden.” Ik zou er duidelijk mijn gastheer mee plezieren. “Okee dan.” Komen we aanrijden, barst het van de geparkeerde auto’s en
motoren. Wat is dit? Ruim honderdvijftig man (en vrouw) voor een podium waar iemand staat te zingen. Hard! Hard! Even later zal er een vrouw gaan blèren. Ik zeg tegen de dominee - ja, die was er ook; er waren meer kerkmensen –: “Blij
dat die niet in mijn keuken staat te zingen.” Hartelijk welkom geheten door tientallen onbekende mensen, een lintje opgespeld – nu ben ik dus legaal aanwezig – en ik zit nog niet goed en wel of mijn naam wordt omgeroepen. “Mr
Gosker from Holland, please come forward please.” Ik kijk onbegrijpend naar mijn gastheer, maar die knikt me bemoedigend toe. Zijn broer leidt me de lange weg naar voor in de zaal (‘t Is een openluchtbijeenkomst, maar het heeft de vorm van
een zaal) - en voorin word ik opgevangen door een vriendelijke onbekende die me een prachtige bos bloemen in de hand drukt en die vast blijft houden, want de handdruk met de bloemen moet op de foto (geen mobieltje, maar een halve televisiecamera - niet overdrijven!).
“Cheese cheese”, dat was het. Terug naar je plaats en luisteren naar die ontzettend luide muziek. Ik heb er zo’n twintig minuten gezeten en ben toen weer met Vicky vertrokken . Wat een onbegrijpelijke gebeurtenis! De enigen die me kenden,
waren de kerkmensen en de kinderen die me een hand kwamen geven. De bloemen - een prachtboeket van rode, paarse en roomblanke zijden bloemen met gouden biesjes - heb ik meteen aan de dames hier gegeven; dat past niet in mijn koffer en toen kwamen er
hier nog weer cadeaus: een donkergrijze pantalon van de school en een bijpassend blokjesoverhemd van het huis (van de dominee had ik vanmorgen al een gouden olifant gekregen en van een gemeentelid twee fijnschrijvers). Heeft iemand bijgehouden met hoeveel
broeken en overhemden ik straks thuis kom? Ik heb de eerstkomende jaren geen kleding nodig, hoogstens een paar schoenen. Afscheid genomen in de kerk. Morgen van dit huisgezin. Hoe kan ik deze mensen ooit bedanken voor zoveel zorg, goedheid, aandacht
en gastvrijheid? Ik weet maar een manier: teken een of meer mandala’s – dat vinden ze echt mooi en zegt meer dan, ja, dan wat … wat koop je voor twee broers, hun echtgenotes, hun vier zonen, de moeder van de gastheer, zijn zus en de moeder
van zijn vrouw? Ik zou het niet weten. Mandala’s.
U vindt deze pagina leuk
Ally is weg. Hij is vanmorgen vertrokken naar Nagpur vanwaar hij naar Mumbai , Londen en Schotland vliegt. Ik hoop maandag naar Jabalpur te reizen om vandaar naar Mumbai en Schiphol te vliegen. Ik wist dat Chhapara tussen Nagpur en Jabalpur in
lag, maar ik wist niet dat de afstanden zo groot waren, respectievelijk 160 en 110 km ver, omgerekend vier en drie uur rijden. Het voelt ineens stil in huis, al was Ally de laatste die lawaai maakte. Om tien uur vertrok hij. De huiskamer was vol met familieleden
en gemeenteleden die we hadden leren kennen. Samit, de dominee, was er ook en samen hebben we gebeden om een gezegende reis voor Ally en om een zegen over zijn leven. Mooi is dat. Er waren ook nog afscheidscadeautjes. Lastig is dat, maar goed bedoeld.
Gisterenmiddag kwamen vier meisjes uit klas tien mij ook cadeautjes brengen: een mooie sjaal, een hanger met bijpassende oorbellen, een gastendoekje. Dat moest allemaal uitgepakt en dan moeten ze weten: “Vindt u het mooi?” “Prachtig!”
En dan glunderen ze, want ze vinden het zelf zo mooi! En toen kwamen de jongens van klas negen ook met een cadeau: een paars overhemd. Dat was lachen, want ik had hen juist een dialoog aangeleerd over een man die een winkel binnenkomt en een overhemd wil aanschaffen:
“What colour would you like, Sir?” en “What size do you take?” Leuk! En vanmorgen stonden er opeens weer vier jochies op de stoep: een delegatie van klas acht met een ongelooflijk cadeau: een polshorloge in een brede band met
'koperen' dekseltje op het horloge waaruit een stoere motor is ‘gesneden’. Het klinkt misschien onbegrijpelijk, maar het is een ontzettend stoer geval met zelfs een kettinkje eraan. Het enige wat ontbreekt is een flinke tatoeage en laarzen. Maar
die gezichten! Ze hadden alle vier wel zo’n stoer macho-horloge willen hebben. Ze kwamen juist op het moment dat Ally weg zou rijden en er waren zo’n twaalf man om hem uit te zwaaien, dus ze zeiden: “Show! Show to everybody, Sir!”
En iedereen vond het prachtig! Mijn dag is verder in alle rust verlopen. Ik heb vanmorgen geschreven aan mijn dagboek over ons bezoek aan de Taj Mahal en ik heb wat gelezen. Op school waren ze druk met de voorbereidingen voor aanstaande maandag,
Independence Day, dus lesgeven zou er sowieso niet van komen en om overal binnen te lopen en afscheid te nemen … brrr. Een goed nieuws boodschapje: de gemeentereinigers die in staking waren, werken weer en het maakt toch verschil –
het straatje achter ons huis was aangeveegd en dat was te zien. Schoon wordt het niet: de koeien die er door kuieren, doen hun behoefte; de zwarte varkens die overal lopen te wroeten ‘drop their droppings’ en dan zijn er de straathonden die ook
niet in de goot gaan zitten. De mensen zelf zijn trouwens ongelooflijk slordig – verpakkingen en papiertjes worden achteloos weggeworpen en dat wordt dan door de hevige regens wel weer weggespoeld in een goot langs het huis, maar die raakt verstopt …
het is soort cirkel van vervuiling. Maar straatvegers zijn van harte welkom. Nog even een foto van de Taj Mahal. Meer dan honderd foto’s en dan zit je nog te mieren over “Wat zal ik erbij doen?” De symmetrie wordt ietwat verstoord
door restauratie-werkzaamheden, maar het is wel het overbekende plaatje van India's wereldwonder. En je ziet goed dat de vier obelisken op de hoeken van het plein in geval van een aardbeving naar buiten toe vallen en niet bovenop het mausoleum. Koppie koppie.
U vindt deze pagina leuk
Dus donderdagmorgen reden we met een uur vertraging om acht uur het station van Agra binnen. Vanuit de trein was al te zien dat Agra en omgeving rijker is dan het gebied waar wij vandaan komen: de huizen groter en minder bouwvallig, de stukken land
kleiner maar met intensievere landbouw. De stad bleek – anders dan voorspeld – voor Indiase begrippen schoon; dat mag ook wel met zoveel inkomsten van buitenlandse toeristen die allemaal de Taj Mahal moeten zien. De Tai Mahal is een ivoorwit
marmeren grafmonument dat shah Jahan van 1632 tot 1653 liet bouwen voor (toen) 32 miljoen rupees ter nagedachtenis aan zijn favoriete vrouw Mumtaz Mahal. Bij haar dood in 1631 (bij de geboorte van haar veertiende kind) liet ze hem beloven dat hij een monument
zou bouwen voor haar en hij zou niet opnieuw trouwen (alleen zo kon ze er zeker van zijn dat haar kinderen zouden worden verzorgd). Hij hield zich aan beide geloften, maar toen hij plannen begon te maken om voor zichzelf een soortgelijk monument in zwart marmer
te gaan bouwen, zette de zoon zijn vader gevangen in Agra Fort – hij zag zijn hele erfenis al verdwijnen in onbetaalbare bouwwerken - omgerekend naar huidige waarden zou zo’n bouwwerk nog eens 827 miljoen dollar gaan kosten. Het bouwwerk
is onvoorstelbaar mooi: vierkant en symmetrisch tot in de finesses. Het mag niet volmaakt symmetrtisch zijn - alleen Allah is volmaakt - dus bij de vier ingangen, om de deuren heen, zijn delen van de Koran gecalligrafeerd die uiteraard niet symmetrisch.zijn.
De calligrafie en bloemversieringen lijken geschilderd, maar dat is gezichtsbedrog: alle kleurvlakjes zijn evenzovele schijfjes edelsteen die in het witte marmer zijn ingelegd – het marmer moest daarvoor worden weggebijteld (het hier gebruikte marmer
is de hardste soort ter wereld) en de edelsteen geslepen in de juiste vorm en perfect vlak – als je er met je vinger overheengaat is geen reliëf te voelen. Er zijn bloemen bij die uit vier-en-zestig blaadjes zijn samengesteld: vierenzestig stukjes
jade, jasper, robijn of amethyst. Er zijn 28 verschillende edelstenen en half-edelstenen in verwerkt uit Afghanistan, China, Tibet, Shri Lanka en natuurlijk India zelf. Het is werkelijk niet te bevatten – 20,000 ambachtslieden werkten er 22 jaar aan:
12 jaar aan het mausoleum en 10 jaar aan de obelisken, tuinen, waterpartijen en rode gebouwen eromheen. Te gek voor woorden. De weelde en grenzenloze overdaad van een grafmonument! Het Agra Fort was beter te begrijpen: een immens groot slot uit de vijftiende
eeuw, compleet met gracht (met krokodillen) en ophaalbrug, van rode steen met daarin verborgen een ‘klein’ wit marmeren paleis met een gedeelte dat sterk doet denken aan de Taj Mahal (zie foto). Het deel waar Shah Jahan de laatste acht jaar
van zijn leven moest slijten in gevangenschap met uitzicht op zijn geliefde Taj Mahal 2,5 km verderop, werd toegevoegd rond 1658. We zagen de Taj Mahal, het Fort Agra, een werkplaats waar mannen bezig waren stukjes edelsteen in te leggen in wit of zwart
marmer, een werkplaats waar tapijten werden geknoopt (de razernij waarmee vingers door de verticaal gespannen draden gaan om honderden knoopjes op een rij te leggen terwijl je staat te kijken!) - wat een indrukwekkend vakmanschap, en een winkel waar
juwelen werden verkocht die gemaakt waren van de twee gesteenten die in Agra worden gevonden: de zwarte ster (met vier punten) en de paarse (met zes punten). Het was 844 kilometer rijden heen en een zelfde afstand terug, maar het was het waard.
U vindt deze pagina leuk
|
|
 |
|
|
|